Calligraphy is an understudied aspect of the reception of Chinese art in early modern Europe. Chinese visitors to Middelburg (1601) and Amsterdam (1654) first demonstrated it as a cultural practice. Other written samples circulated in the Dutch Republic, an emporium for Chinese goods. This article focuses on a previously unknown participant in this exchange: Anna Maria van Schurman, Europe’s first female university student, who had mastered various Asian scripts and was expected to try her hand at Chinese and Japanese. In 1637 Andreas Colvius sent her samples of East Asian writing to copy ‘by her own hand’. This exchange makes possible a transcultural study of the calligraphic gift. Via the popular writings of Matteo Ricci, Van Schurman’s correspondents may have learned about the role of calligraphy in fostering social relationships in late Ming China. Some of the visual and material qualities of East Asian writing must have made it look like a fitting tribute to a female European scholar of high profile and, in being exchanged as a gift, calligraphy acquired new meanings even while remaining illegible. In seventeenth-century China and Europe, the friendly exchange of calligraphy expressed new forms of sociability.
'Johanna Naber (1859-1941) was een niet-universitair opgeleide, zeer produktieve historica, die vooral biografieën schreef van vrouwen. Tevens was zij een actief feministe. Dit boek, een met cum laude behaalde dissertatie, analyseert Nabers leven en werk als voorbeeld hoe in het begin van de twintigste eeuw vrouwen en vrouwengeschiedenis buiten het officiële historische circuit werden gehouden. Het is een goed geschreven, belangrijke studie met veel theoretische diepgang.' Lotte C. van de Pol, Biblion recensie.
Nadat meisjes in de jaren 1860 tot de nieuwe middelbare scholen waren toegelaten, volgde spoedig hun wens aan de universiteit te kunnen studeren. In Nederland meldden zich in de jaren zeventig van de 19e eeuw de eerste vrouwen. In Utrecht in 1880. Sindsdien nam hun aantal maar heel geleidelijk toe: van 1880 tot en met 1900 werden in Utrecht 119 studentes ingeschreven. In 'De eerste vrouwelijke studenten aan de Universiteit te Utrecht' schetst A. H. Huussen jr. hun sociale achtergrond, evenals hun vooropleiding, de gekozen studierichting en hun studieresultaten. Ook is nagegaan welke carrières zij in de maatschappij maakten.
Het boek beschrijft het turbulente leven van deze patriot, een man met een biculturele achtergrond: zijn vader was Tamil, zijn moeder kwam uit Amsterdam. Ondaatje leidde de volksbeweging in de stad, en met succes: er kwam in 1786 een democratische hervorming van het stadsbestuur. Daarmee was Utrecht de eerste stad in Europa die een (geweldloze!) revolutie met succes afrondde.
In zijn Utrechtse studentenjaren hield J.J.L. te Kate zich liever bezig met de letteren dan met zijn studie theologie. Hij richtte het satirische tijdschrift Braga op, waarin de contemporaine poëzie belachelijk werd gemaakt.
De dominee-dichters van de 19e eeuw staan traditioneel te boek als saai, braaf en moralistisch. Een van hen was Nicolaas Beets (1814-1903). Tegelijk vormt hij hierop een uitzondering dankzij de befaamde verhalenbundel Camera obscura, die hij schreef als theologiestudent in Leiden. Het grootse deel van zijn leven woonde Beets echter in Utrecht, waar hij betrokken was bij lokale instellingen en talrijke gelegenheidsgedichten schreef.
Schrijven studenten nog poëzie? In de 19e eeuw in ieder geval wel. De Utrechtsche Studenten-almanak kende vanaf het eerste nummer in 1825 een afdeling ‘Mengelwerk’, die bol stond van de gedichten. Deels ging het om zoetsappige liefdespoëzie waarin menig ‘kusjen’ werd gestolen en tevergeefs werd gedongen naar de hand van Utrechtse schonen. Bij nadere beschouwing valt er toch wel meer in te ontdekken.